Onderzoek project buitenschoolse educatie
Voor dit onderzoek heb ik drie Rotterdamse kunstinstellingen bezocht en onderzocht. Bij alle drie kwam ik actuele vraagstukken tegen, die ik heb geprobeerd te koppelen aan mijn eigen rol als educator, door onderwijsaanbod te ontwikkelen dat inspeelt op de gesignaleerde ontwikkelingen.
Bij Galerie Atelier Herenplaats stuitte ik op vraagstukken die betrekking hebben op alle drie de domeinen. Bij de andere twee instellingen — LantarenVenster en het Dokhuis — kwamen vooral thema’s naar voren die raken aan de domeinen community en bijzondere doelgroepen.
De Rotterdamse kunstinstellingen die ik voor dit project heb onderzocht, delen een gemeenschappelijke overtuiging: kunst en cultuur moeten toegankelijk, relevant en inclusief zijn. Mijn werk als filmmaker en educator sluit nauw aan bij de missie van instellingen als Atelier Herenplaats, LantarenVenster en het Dokhuis. Deze plekken vervullen elk op hun eigen manier een belangrijke rol binnen het kunst- en cultuureducatieve veld in Rotterdam. Ze bieden ruimte aan stemmen die vaak onderbelicht blijven en creëren context waarin mensen zich kunnen ontwikkelen – precies datgene waar ik in mijn werk voor sta.
Mijn visie als educator is dat jongeren en jongvolwassenen zich pas echt verbinden aan kunst als ze zichzelf erin herkennen. Dat betekent: werken met thema’s die dichtbij komen, die raken, en die uitnodigen tot gesprek. Film is voor mij een krachtig middel om die dialoog op gang te brengen. Ik gebruik mijn documentaires, zoals BARS of 180CC, als startpunt om met jongeren in gesprek te gaan over onderwerpen als geld, identiteit, kansenongelijkheid of mentale gezondheid. Die thema’s leven ook binnen de educatieve programma’s van bijvoorbeeld LantarenVenster, waar film als middel wordt ingezet om maatschappelijke kwesties bespreekbaar te maken.
Atelier Herenplaats laat zien hoe waardevol het is om mensen serieus te nemen in hun kunstenaarschap, ongeacht hun achtergrond of beperking. Diezelfde gelijkwaardigheid pas ik toe in mijn workshops: talent is geen voorwaarde, motivatie en expressiedrang wel. Door jongeren de juiste tools te geven om hun verhaal te vertellen, ontstaat ruimte voor eigenaarschap, creativiteit en zelfvertrouwen. Net als bij Herenplaats geloof ik dat iedereen recht heeft op professionele middelen en begeleiding – dat maakt het verschil tussen bezigheidstherapie en échte kunsteducatie.
Het Dokhuis biedt als culturele ontmoetingsplek een omgeving waar experiment, zelforganisatie en maatschappelijke betrokkenheid samenkomen. Het informeel leren dat daar plaatsvindt, herken ik in mijn eigen aanpak. Ik werk graag in contexten waar er ruimte is om te proberen, te falen en opnieuw te beginnen. Daar ontstaat groei, eigenaarschap en verbinding – iets wat vooral voor jongeren met een afstand tot het reguliere kunstonderwijs essentieel is. Mijn rol binnen dit veld is die van bruggenbouwer: tussen jongeren en hun verhaal, tussen film en onderwijs, tussen de stad en haar bewoners. Inclusiviteit is daarbij geen thema, maar een vanzelfsprekend uitgangspunt.
De Rotterdamse kunstinstellingen die ik heb onderzocht inspireren me in hoe ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid combineren met artistieke kwaliteit. Ik zie mijn werk als een aanvulling daarop: door verhalen van binnenuit zichtbaar te maken, door jongeren actief te betrekken bij het maakproces en door ruimte te creëren voor andere perspectieven. In die zin ben ik geen buitenstaander, maar iemand die samen met deze instellingen het veld van cultuureducatie in beweging houdt – altijd met de vraag: wie hoort erbij, wie wordt gehoord, en wie krijgt de kans om zichzelf te laten zien?
Galerie Atelier Herenplaats
In Nederland wordt al jaren gesproken over het belang van outsiderkunst in reguliere museumcollecties. Toch blijft de daadwerkelijke integratie ervan grotendeels uit. Behalve Museum Boijmans van Beuningen, dat actief outsiderkunst verzamelt en toont, zijn er maar weinig instellingen die deze vorm van kunst structureel opnemen in hun beleid. Outsiderkunst – vaak gemaakt door autodidacten, mensen met een beperking of kunstenaars buiten het academische circuit – verdient meer dan tijdelijke aandacht. Het is kunst die gekenmerkt wordt door authenticiteit, urgentie en een eigenzinnige beeldtaal. Richard Bennaars, oprichter van Galerie/Atelier Herenplaats, verwoordt het krachtig: "Daarom verdient outsiderkunst niet alleen een eigen museum, maar ook een volwaardige plek binnen bestaande collecties." Zijn uitspraak raakt aan een diepgeworteld probleem in de Nederlandse kunstwereld: hoewel er steeds vaker gesproken wordt over het belang van outsiderkunst, blijft de daadwerkelijke integratie ervan binnen musea nog te beperkt.
Deze vorm van kunst – vaak gemaakt door autodidacten, mensen met een verstandelijke beperking of kunstenaars buiten het academisch systeem – kent een unieke, urgente beeldtaal en verdient meer dan tijdelijke aandacht. Het is tijd dat outsiderkunst niet langer als uitzondering wordt beschouwd, maar als volwaardig onderdeel van ons museale landschap.
In het verleden toonde Nederland hierin meer ambitie. Zo was De Stadshof in Zwolle jarenlang hét verzamelpunt voor naïeve kunst en outsider art. Dit toonaangevende museum beheerde een unieke collectie, maar werd helaas na enkele jaren opgeheven. De gehele verzameling ging in langdurige bruikleen naar Museum Dr. Guislain in Gent, waardoor Nederland een belangrijk podium voor deze kunstvorm verloor.
Gelukkig zijn er nog enkele instellingen die outsiderkunst een serieuze plek geven. Museum van de Geest, voortgekomen uit de fusie van Het Dolhuys en het Outsider Art Museum, beheert een vaste collectie outsiderkunst en draagt bij aan het debat rond geestelijke gezondheid, inclusie en creativiteit. Internationaal zijn grote instellingen zoals MoMA in New York en het Centre Pompidou in Parijs actief bezig met de integratie van outsiderkunst in hun collecties en tentoonstellingen. In Nederland is deze ontwikkeling nog fragiel. Het is tijd dat meer musea hun acquisitiebeleid en tentoonstellingspraktijk openstellen voor deze krachtige en waardevolle vorm van expressie – niet als uitzondering, maar als essentieel onderdeel van een inclusieve kunstwereld.
Galerie Herenplaats in Rotterdam slaat op haar eigen manier een brug tussen de wereld van de outsiders en die van de insiders. In hun eigen expositieruimte koppelen zij gevestigde kunstenaars – de ‘insiders’ – aan kunstenaars met een verstandelijke beperking of psychische kwetsbaarheid – de ‘outsiders’. In duo-exposities delen zij de tentoonstellingsruimte, wat niet alleen inhoudelijke kruisbestuiving bevordert, maar ook nieuw publiek aantrekt. Elke kunstenaar brengt immers zijn of haar eigen netwerk mee. Op deze manier wordt er actief gewerkt aan verbinding, zichtbaarheid en wederzijds respect binnen het kunstveld.
In samenwerking met musea zoals Boijmans of de Kunsthal, zie ik mogelijkheden om dit verder te verdiepen. Ik stel voor om duo’s van outsider- en insiderkunstenaars tijdelijk te laten resideren in publieke ruimtes binnen musea, zoals een auditorium of educatieatelier. Gedurende één tot twee weken werken zij samen aan een kunstproject dat zichtbaar is voor bezoekers. Het publiek krijgt zo de kans om het maakproces van dichtbij te volgen, vragen te stellen en deel te nemen aan workshops, artist talks en laagdrempelige gesprekken. Zo ontstaat er niet alleen meer begrip, maar ook nieuwsgierigheid en waardering voor verschillende vormen van kunst en makerschap.
Naast het probleem dat bestaande musea weinig outsiderkunst in hun collecties hebben, blijft ook de instroom van nieuwe outsiderkunstenaars een uitdaging voor Atelier Herenplaats. Medewerker Philibert Siadis van Galerie Herenplaats licht dit toe: "Door bezuinigingen is het aanbod vanuit het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) afgenomen."
Hoewel talentvolle leerlingen vaak wel worden gesignaleerd, stromen zij vaak uit naar betaald werk, mede doordat de doelen binnen het VSO zelden gekoppeld zijn aan kunstvakken of creatieve ontwikkeling. Hierdoor missen veel jongeren de kans zich artistiek te ontplooien en blijven ze buiten het zicht van instellingen zoals Herenplaats.
Om dit te verbeteren wil ik een mentorenprogramma opzetten waarbij ervaren kunstenaars vanuit de Herenplaats actief VSO-scholen bezoeken. Tijdens deze bezoeken geven zij workshops, delen zij hun werk en gaan ze in gesprek met leerlingen en docenten. Dit directe contact zorgt voor zichtbaarheid, inspiratie en motivatie. Het maakt mogelijk om op een persoonlijke manier jong talent te ontdekken en te begeleiden, juist op plekken waar kunstonderwijs vaak ontbreekt.
Door deze initiatieven structureel en in samenwerking met musea, scholen en culturele partners te organiseren, bouwen we samen aan een duurzame en inclusieve infrastructuur voor outsiderkunst. Een wereld waarin elke stem gehoord wordt, en waarin talent de kans krijgt om zich te ontwikkelen én tot zijn recht te komen.
Educatie Lantaren-venster
De educatietak van LantarenVenster (LV) staat voor het toegankelijk maken van film voor jongeren en kinderen. Vanuit de overtuiging dat film een krachtig middel is om maatschappelijke thema’s te verkennen en persoonlijke verhalen zichtbaar te maken, wil LV jongeren in contact brengen met films die aansluiten op hun belevingswereld. Thema’s als mentale gezondheid, klimaatzorgen, opkomen voor jezelf en maatschappelijke onrechtvaardigheid — denk aan de toeslagenaffaire — vormen de basis van het aanbod. De ambitie: film niet alleen als kijkervaring, maar als startpunt voor dialoog en zelfexpressie.
De missie van LV Educatie is helder: jongeren raken, raken aan het denken zetten en ruimte bieden voor reflectie. De zaal is nu de plek waar die dialoog begint. Na het kijken van een film wordt met leerlingen het gesprek aangegaan, begeleid door vakmensen of docenten. LV streeft naar verdieping: niet alleen kijken, maar ook begrijpen, bespreken en uiteindelijk zelf maken. In de toekomst wil LV dit verbreden naar workshoptrajecten, in samenwerking met scholen, waarbij jongeren ook actief zelf aan de slag gaan met film.
Als filmhuis dat dicht op de filmwereld zit, heeft LV de kennis, netwerken en ervaring om films met een eigen visie te programmeren. Waar grotere festivals als IFFR een breder internationaal aanbod presenteren, richt LV zich nadrukkelijker op arthousefilms met sociaal-maatschappelijke thema’s.
Hoewel de maatschappelijke waarde van educatie binnen LV wordt erkend, is de praktijk weerbarstig. Educatie is vaak het eerste dat sneuvelt wanneer financiering onder druk staat. Ondanks een ingediend cultuurplan is de subsidie voor educatie beperkt gebleven. Er is geen structurele financiering vanuit de gemeente meer voor educatieve samenwerking met IFFR. Het reguliere filmprogramma en specials krijgen voorrang in de begroting. Educatie moet ‘mee-ademen’ met de beschikbare middelen, en dat betekent vaak: schipperen.
Die kwetsbare positie zorgt ervoor dat educatie coördinator Zoë van der Kust zich regelmatig moet verantwoorden voor het bestaansrecht van de afdeling, ondanks het zichtbare maatschappelijke belang.
Tegelijkertijd groeit in Rotterdam het aanbod van Nederlandse films, vaak gemaakt door jonge makers met een DIY-instelling. LV wil op deze ontwikkeling aansluiten door een nieuw educatief traject op te zetten voor jonge filmmakers. In samenwerking met RTM en andere partners wil men een traject ontwikkelen waarin nieuwe makers worden gekoppeld aan professionals. De vraag die centraal staat: wat hebben zij nodig om hun stem te laten horen — en hoe kan LV daarin faciliteren?
Talentontwikkeling, ook voor producenten, is een belangrijk speerpunt voor de toekomst. Maar ook hier gelden dezelfde obstakels: tijd, ruimte, financiering en vooral: mankracht. Op dit moment rust het educatiebeleid grotendeels op één persoon. De ambitie is er, de visie ook — maar de uitvoering vraagt om structurele ondersteuning.
Uit mijn onderzoek blijkt dat Lantaren Venster te maken heeft met flinke bezuinigingen en dat educatie binnen de organisatie helaas geen prioriteit heeft. Ondanks deze uitdagingen wil ik toch een talentontwikkelingsprogramma opzetten door slim gebruik te maken van bestaande middelen en samenwerkingen. Ik wil daarom samenwerken met lokale scholen, culturele instellingen en maatschappelijke organisaties die al ervaring hebben met talentontwikkeling, zodat we elkaars expertise en faciliteiten kunnen benutten zonder dat het veel extra kost.
Daarnaast wil ik filmvertoningen combineren met dialoogprogramma’s rondom actuele en maatschappelijke thema’s zoals mentale gezondheid, klimaat en sociale rechtvaardigheid. Ik kan hierbij mijn films en ervaring inzetten om gesprekken tussen jongeren, docenten en ouders te faciliteren, zodat moeilijke onderwerpen bespreekbaar worden. Ook wil ik een traject starten waarin jongeren onder mijn begeleiding zelf films maken die passen binnen het arthouse- en sociaal-maatschappelijke profiel van Lantaren Venster.
Om de kosten laag te houden zet ik graag vrijwilligers en stagiaires in, zoals filmstudenten en jonge makers die ervaring willen opdoen in educatie en begeleiding. Zij kunnen workshops geven of jonge talenten coachen, waardoor we de personele capaciteit vergroten zonder hoge kosten. Ook wil ik inzetten op het benutten van kleine, gerichte subsidies en fondsen die losstaan van het cultuurplan, bijvoorbeeld die specifiek talentontwikkeling of jongerenprojecten ondersteunen. Zo kunnen wij, ondanks beperkte middelen en het lage prioriteitsniveau voor educatie bij Lantaren Venster, toch een effectief en waardevol talentontwikkelingsprogramma realiseren.
Het Dokhuis
Het Dokhuis in Rotterdam is een dynamische ontmoetingsplek waar cultuur, onderwijs, kunst en maatschappelijke betrokkenheid samenkomen. Gevestigd in een voormalig gemeentekantoor voor de havens, heeft het gebouw een rijke geschiedenis als sociaal-cultureel jongerencafé, kunstenaarsplek en horecagelegenheid. Tegenwoordig dient het als een broedplaats voor samenwerking, reflectie en dialoog, met oog voor de geschiedenis van het pand en hart voor de toekomst.
Gelijkwaardigheid vormt de kern van het Dokhuis. Het is een plek waar iedereen welkom is en wordt uitgenodigd om actief deel te nemen. De organisatie gelooft in samen leren en ontdekken, waarbij ruimte is voor diverse vormen van expressie en dialoog. Of het nu gaat om yoga, filmvertoningen, workshops of gesprekken, het Dokhuis biedt een platform voor autodidacte makers, buurtbewoners, nieuwkomers en andere geïnteresseerden om samen te komen en te groeien.
Het Dokhuis is tevens de thuishaven van Stichting NIVOZ (Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken), die zich richt op het versterken van leraren en schoolleiders in hun pedagogisch handelen. Samen met NIVOZ organiseert het Dokhuis diverse programma’s en evenementen die zich richten op onderwijs, opvoeding, wetenschap, kunst en maatschappelijke vraagstukken.
De programmering van het Dokhuis is breed en gevarieerd. Zo worden er regelmatig workshops georganiseerd, zoals druktechnieken op papier en graffiti tekenen, en tijdelijke exposities met maatschappelijke thema’s. Daarnaast vinden er gespreksateliers en onderwijsavonden plaats, vaak in samenwerking met NIVOZ, waarin thema’s als pedagogiek, technologie en burgerschap centraal staan. Ook speelt community building een belangrijke rol: activiteiten als de “playground” op donderdagochtend, waar mensen nieuwe ideeën kunnen uitproberen, en gezamenlijke maaltijden bevorderen ontmoeting en dialoog binnen de wijk.
De huur van het gebouw wordt betaald door Stichting NIVOZ, die grote fondsen voor tien jaar heeft vastgelegd. Veel programmering is verbonden aan de doelen van NIVOZ. Hoewel het Dokhuis momenteel niet is opgenomen in het cultuurplan, wordt er nagedacht over deelname in de volgende ronde om de culturele en maatschappelijke impact verder te versterken.
Kortom, het Dokhuis is meer dan een fysieke ruimte; het is een levendige gemeenschap die ruimte biedt voor ontmoeting, onderzoek en gezamenlijke groei. Door haar diverse programmering en sterke focus op gelijkwaardigheid en participatie draagt het Dokhuis bij aan een inclusieve en betrokken samenleving in Rotterdam.
Inge Spaander van het Dokhuis geeft aan dat het Dokhuis soms moeite heeft met haar eigen zichtbaarheid in de wijk. Bestaande bewoners die er al lange tijd wonen, voelen zich overvallen door de plotselinge komst van het wijkhuis en ervaren daardoor een gevoel van buitensluiting. Daarnaast wil het Dokhuis graag samenwerken met de bestaande buurtcentra en voorkomen dat het hun huidige bezoekers afneemt.
Om deze spanningen op een constructieve manier te benaderen, stel ik voor om een educatief project op te zetten waarin verbinding en samenwerking centraal staan.
In een project worden bewoners van verschillende generaties en achtergronden uitgenodigd om hun persoonlijke ervaringen met de wijk te delen. In een reeks laagdrempelige workshops kunnen zij vertellen over hun herinneringen, dagelijkse leven en toekomstwensen voor de buurt. Jongeren uit de wijk krijgen hierin een actieve rol: zij worden getraind als ‘wijkreporters’ om interviews af te nemen en verhalen vast te leggen via audio, video of fotografie. Dit zorgt niet alleen voor intergenerationeel contact, maar geeft jongeren ook de kans om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen op het gebied van media en storytelling.
De samenwerking met andere buurtcentra is essentieel binnen dit project. De verhalen worden namelijk niet alleen verzameld in het Dokhuis, maar ook op andere vertrouwde plekken in de wijk. Door het project wijkbreed op te zetten, ontstaat er een gedeeld gevoel van eigenaarschap en wordt het Dokhuis niet als concurrent, maar als partner gepositioneerd.
De verzamelde verhalen worden uiteindelijk gepresenteerd in een reizende tentoonstelling, die op meerdere locaties te zien zal zijn. Als afsluiting wordt er een centrale expositie georganiseerd in het Dokhuis, gecombineerd met een ontmoetingsavond waarin bewoners, medewerkers en lokale partners samenkomen om met elkaar in gesprek te gaan. Deze vorm van publieksontmoeting – in de vorm van een expositie en gezamenlijke maaltijd – draagt bij aan herkenning, wederzijds begrip en nieuwe verbindingen.
Door dit educatieve initiatief krijgt het Dokhuis de kans om zich op een respectvolle manier in de wijk te nestelen. Het project maakt zichtbaar dat het wijkhuis niet over, maar met de wijk wil spreken en werken. Zo wordt een basis gelegd voor duurzame relaties, samenwerking en vertrouwen tussen bewoners, bestaande initiatieven en het wijkhuis zelf.
Slotwoord
Met deze initiatieven wil ik mijn nadruk op inclusiviteit, het doorbreken van taboes en het stimuleren van dialoog verbinden met de sterke kanten van deze instellingen: de artistieke kracht van Atelier Herenplaats, het maatschappelijk bewuste arthouse-aanbod en begeleiden van nieuw talent bij Lantaren Venster en de wijkgerichte, sociale verbindingskracht van het Dokhuis. Daarnaast hecht ik groot belang aan community building, omdat het versterken van gemeenschapsgevoel en het samenbrengen van diverse groepen essentieel is voor duurzame verandering. Door mensen actief met elkaar te verbinden, creëren we een veilige en ondersteunende omgeving waarin iedereen zich gehoord en gezien voelt, en waarin kunst en cultuur écht kunnen bijdragen aan persoonlijke en sociale groei.